Stabilisatie van het aantal reeën in het Zoniënwoud
Na een periode van daling is het aantal getelde reeën gestabiliseerd
De populatie reeën in het Zoniënwoud wordt sinds 2008 jaarlijks gemonitord. De gebruikte methode is de KI: de kilometerindex, die informatie geeft over het aantal waargenomen reeën. De monitoring en gegevensanalyse maakt deel uit van een intergewestelijke samenwerking en werd toevertrouwd aan de vzw Wildlife and Man, waarin DEMNA (een studiedienst van het Waalse Gewest) en het INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, de onderzoeksinstelling van het Vlaamse Gewest) samenwerken. Eenmaal per jaar verzamelen ze veldgegevens (waarnemingen van reeën op de verschillende parcours) tijdens een gezamenlijke campagne, georganiseerd door de bosbouwdiensten van de 3 gewesten.
Terwijl het gemiddelde KI van 2008 tot 2013 rond de 1,07 reeën/km schommelde, daalde de index tussen 2017 en 2023 tot slechts 0,6 reeën/km, wat een duidelijke daling van de populatie markeert. In 2024 ligt de gemiddelde waarde (0,6) op een vergelijkbaar niveau als in de periode 2014-2023. Er is dus een nieuw evenwicht bereikt.
Hoe is de daling van het aantal reeën sinds 2014 te verklaren?
Er worden mogelijkheden onderzocht om de potentiële oorzaken van de demografische achteruitgang te begrijpen.
Op basis van hun waarnemingen en tellingen hebben wetenschappers en bosbouwdiensten bepaalde mogelijke oorzaken voor de afname van de reeënpopulatie kunnen vaststellen:
Een daling van het voortplantingspercentage, een stijging van het sterftecijfer en/of emigratie. Een hogere sterfte zou veroorzaakt kunnen worden door meer predatie en aanvallen van zwerfhonden.
Recreatiedruk, waardoor reeën minder ruimte nodig hebben en hun gedrag verandert (honden die niet aan de leidband worden gehouden en het publiek dat zich buiten de bewegwijzerde wandelpaden begeeft).
Goed om te weten
Fotografische monitoring is een van de protocollen die worden gebruikt om reeën te observeren. Ten eerste stelt het ons in staat om het gedrag van reeën te bestuderen, dat volgens de eerste resultaten verschilt van een populatie die niet onderhevig is aan menselijke druk. Ten tweede verschaft het ons informatie over de aanwezigheid en verspreiding van vossen en wilde zwijnen (potentiële roofdieren). Het doel is om de data van dit onderzoek te vergelijken met data van andere onderzoekslocaties die op dezelfde manier worden gemonitord.
Om te downloaden